‘Graag één kaartje voor de lange zijde’, zegt de man voor me.
‘Mag ik eerst uw legitimatiebewijs zien?’, vraagt de lokettist.
‘Zeker. Alstublieft.’
‘Sorry, meneer, maar ik kan u geen kaartje verkopen.’
‘Hoezo dat niet?’
‘U komt uit de buurt van Venlo en we mogen geen kaartjes verkopen aan mensen
uit de buurt van Venlo.’
‘Ja, maar …’
‘Sorry, meneer, zo zijn de regels.’
Shit, shit, shit. Mijn gedachten gaan onmiddellijk terug naar augustus 2008.
Zelfde wedstrijd, zelfde kassa, zelfde paspoortdiscriminatie. Destijds: ‘Terwijl
ik al aan het overwegen ben om de strijd aan te gaan en dan toch maar m’n
fietsenkettingen, ploertendoders en boksbeugels tevoorschijn te toveren, komen
ineens [toenmalig gedeputeerde] Ger Driessen en z’n zoon aangelopen. Ik vertel
hen dat ze weinig kans maken op een kaartje. Ongeloof valt mij ten deel, maar
zowel Ger als z’n zoon zien hun eerste poging stranden als ook zij hun paspoort
moeten tonen. Ten einde raad besluit Ger het bij een ander loket nog een tweede
keer te proberen. Of het nu ligt aan z’n natuurlijk
gezag, z’n vertrouwenwekkende uitstraling of z’n aangeboren charme is me nog
altijd onduidelijk, feit is dat Ger bij die tweede poging niet naar z’n
paspoort wordt gevraagd en gewoon drie kaartjes kan kopen: één voor
hemzelf, één voor z’n zoon en één voor mij. Dat we vervolgens een draak van een
wedstrijd zien, mag de pret niet drukken. Ik heb er een held bij.’
Helaas zijn helden niet op afroep beschikbaar. Ger laat zich ditmaal niet zien.
Zou ik iemand anders in een heldenrol kunnen dwingen? Beschroomd vraag ik een
man of hij misschien ook een kaartje voor mij wil kopen.
‘Dat denk ik niet.’
‘Dus misschien wel?’
‘Nee.’
Wat niet helpt is dat ik geen contant geld op zak heb.
‘Meneer, wilt u misschien ook een kaartje voor mij kopen, dan betaal ik meteen
digitaal terug.’
‘Dat zou ik graag doen, maar ik heb alleen contant geld en dit is mijn laatste
tientje.’
Wat ook niet helpt is dat zich slechts heel sporadisch iemand in de buurt van
het loket waagt, ondanks de toppositie van Eindhoven. Wacht, daar is toch weer
iemand.
‘Hallo, zou u misschien ook een kaartje voor mij willen kopen? Als u me dan een
tikkie stuurt, hebt u het geld meteen terug.’
‘Ok, geen probleem.’
Yes! Gaat het toch nog lukken.
Dan passeert een bekende van de man die een
kaartje voor mij wil kopen.
‘Hé, maat, ik heb nog een kaartje over!’, zegt de bekende van de man die een kaartje voor mij wil kopen tegen de man die een
kaartje voor mij wil kopen.
‘Ah, mooi!’, zegt de man die een kaartje voor mij wil kopen tegen zijn bekende.
‘Sorry, dan kan ik toch geen kaartje voor u kopen’, zegt de man die een kaartje
voor mij wilde kopen tegen mij.
De aftrap nadert snel. Niemand meldt zich meer bij het loket. Waar is Ger verdomme
als je ‘m nodig hebt? Het enige dat me nog rest is zelf een poging wagen.
‘Graag één kaartje voor de lange zijde.’
Of het nu ligt aan m’n natuurlijk gezag, m’n vertrouwenwekkende uitstraling of m’n
aangeboren charme is me nog altijd onduidelijk, feit is dat de lokettist me niet
naar een legitimatiebewijs vraagt en me gewoon een kaartje voor de lange zijde
verkoopt (aan de mogelijkheid dat hij me voor Eindhovenaar aanziet, wens ik
niet te denken). Dat ik vervolgens een draak van een wedstrijd zie, mag de pret
niet drukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten